Maatschappelijke organisaties pleiten voor een toekomstbestendige EU-bio-economiestrategie
In het licht van de herziening van de EU-strategie voor de bio-economie roepen maatschappelijke organisaties op tot een toekomstige bio-economie die sociaal rechtvaardig, ecologisch duurzaam en economisch efficiënt is.
Het lijdt geen twijfel dat een economie die voornamelijk gebaseerd is op fossiele grondstoffen een model uit het verleden is. In deze context presenteert de bio-economie, als een economisch systeem dat fundamenteel afhankelijk is van biomassa, gemaakt van planten, dieren en biologisch afval, zich als een potentieel duurzaam scenario voor de toekomst.
Bij nader onderzoek blijkt echter een complexere en verontrustendere realiteit. Zoals het er nu voor staat, riskeert de bio-economie sociale ongelijkheden te verergeren, mensenrechten te ondermijnen en de aantasting van het milieu te versnellen. Natuurlijke ecosystemen staan al onder immense druk door de groeiende vraag naar biomassa.
De grenzen van wat ecosystemen duurzaam kunnen bieden, zijn al lang overschreden. Een simpele vervanging van fossiele grondstoffen door biologische, zonder deze verschuiving in te bedden in een bredere sociaal-ecologische transformatie en een substantiële vermindering van de algehele consumptie, zal het probleem niet oplossen; het zal het vergroten.
Wij, de ondergetekende maatschappelijke organisaties, dringen er daarom bij de Europese Unie op aan een bio-economie te ontwikkelen die de ecologische grenzen van ecosystemen daadwerkelijk erkent, respecteert en beschermt, en zo mens, natuur en ons klimaat beschermt.
Binnen de grenzen blijven: de groeiende biomassakloof van de EU aanpakken
De EU is op weg om een groeiende biomassakloof te overwinnen, waarbij de vraag naar biomassa het aanbod overtreft. Wij steunen de analyse van de Europese Commissie die dit risico benadrukt en benadrukken dat zonder snelle en alomvattende actie de bio-economiestrategie van de EU de ecologische degradatie zal verergeren en klimaat- en biodiversiteitsdoelen zal ondermijnen.
Allereerst is het essentieel om te erkennen dat de productie en consumptie van biomassa de planetaire grenzen niet mogen overschrijden. De beschikbaarheid van biomassa is inherent beperkt. De noodzaak om natuurlijke ecosystemen, zoals bossen en wetlands, te behouden en te herstellen als essentiële koolstofputten en biodiversiteitsreservoirs, beperkt het potentiële aanbod van biomassa verder. Het behalen van klimaat- en biodiversiteitsdoelen vereist daarom het behoud en duurzame beheer van een aanzienlijk groter deel van de wereldwijde landbronnen.
De veronderstelling dat biologisch afval en restmaterialen de biomassakloof kunnen overbruggen, is misleidend. Twee belangrijke aspecten zijn hier met name relevant. Materialen die vaak “restmaterialen” worden genoemd, kunnen in feite essentiële ecologische functies vervullen. Zogenaamde bosresten bestaan bijvoorbeeld niet echt in natuurlijke zin – de natuur produceert geen afval. Deze materialen spelen een cruciale rol in nutriëntenkringlopen en habitatbehoud. Bovendien wordt het technische en economische potentieel van restbiomassa al grotendeels benut, waardoor deze hulpbronnen geen significante extra bron vormen voor de uitbreiding van de bio-economie.
Gezien de realiteit van beperkte, duurzaam beschikbare biomassa, is het absoluut noodzakelijk om deze hulpbronnen zo economisch en ecologisch efficiënt mogelijk te gebruiken. Dit vereist prioriteit voor hun toepassing in sectoren waar ze de grootste toegevoegde waarde bieden en een daadwerkelijk duurzame bio-economie ondersteunen. Zo zorgt het principe van cascadering ervoor dat biomassa primair wordt gebruikt voor hoogwaardige toepassingen zoals voedsel, materialen of chemicaliën. Evenzo betekent het toepassen van de principes van de circulaire economie op de bio-economie het minimaliseren van afval, het verlengen van de levensduur van materialen en het bevorderen van hergebruik en recycling waar mogelijk.
Omgekeerd mag biomassa niet worden verspild aan laagwaardige of inefficiënte toepassingen zoals bio-energieproductie, papierproducten voor eenmalig gebruik of veevoer voor industriële veeteelt. Deze toepassingen worden als inefficiënt beschouwd omdat ze minimale klimaat- of hulpbronnenefficiëntievoordelen per eenheid biomassa opleveren, vaak leiden tot hoge emissies en rechtstreeks concurreren met hoogwaardigere of duurzamere toepassingen van dezelfde hulpbronnen.
Zet rechtvaardigheid centraal in de bio-economie
De EU mag niet proberen haar biomassakloof te dichten door de import van biomassa uit het Mondiale Zuiden te verhogen, een aanpak die het risico met zich meebrengt dat grondstoffenwinning en exploitatie wordt versterkt en historische onrechtvaardigheden en mensenrechtenschendingen in stand worden gehouden. Veel bio-economische scenario’s voorzien in het veiligstellen van de biomassavoorziening door grootschalige import. Deze afhankelijkheid geeft aanleiding tot ernstige zorgen over mondiale gelijkheid en duurzaamheid. In veel regio’s van de wereld dragen landbouw en bosbouw op industriële schaal al bij aan de verdrijving van lokale gemeenschappen, de uitbuiting van arbeid en de degradatie van ecosystemen. Een substantiële toename van de vraag naar biomassa in de EU, zoals voorspeld in verschillende transitiemodellen, riskeert deze sociale en ecologische onrechtvaardigheden te intensiveren. Het is een weerspiegeling van de voortzetting van de overconsumptie van het Globale Noorden ten koste van het Globale Zuiden.
Om deze uitdagingen aan te pakken, is een dubbele strategie essentieel:
- het verminderen van het totale grondstoffen- en energieverbruik in de EU door middel van bindende vraagreductie-beleidsmaatregelen en strategieën voor voldoende vraag, het uitsluitend gebruiken van biomassa voor hogere gebruikswaarden, en het handhaven van strenge ecologische en sociale duurzaamheidsnormen in wereldwijde toeleveringsketens.
- een eerlijke transitie moet de structurele ongelijkheden achter overconsumptie aanpakken en ervoor zorgen dat de rijkste delen van de samenleving en regio’s, die het meest verantwoordelijk zijn voor emissies en uitputting van grondstoffen, hun verbruik als eerste en het snelst verminderen. Een rechtvaardige bio-economie moet ook de rechten en het zelfbeschikkingsrecht van kwetsbare gemeenschappen beschermen en ervoor zorgen dat inspanningen voor koolstofreductie niet ten koste gaan van mens of planeet. Alleen door rechtvaardigheid centraal te stellen en ongelijkheid te verminderen, kan de EU een werkelijk duurzame en inclusieve bio-economie opbouwen.
Beleidsincoherentie vermijden met het oog op een duurzame bio-economie
De bio-economie is een dwarsdoorsnijdend thema dat een breed scala aan EU-regelgeving, – strategieën en -beleidsinitiatieven raakt, maar sommige van deze regelgevingen spreken elkaar tegen en ondermijnen elkaar. Daarom moet de ontwikkeling van een toekomstige EU-strategie voor de bio-economie zorgvuldig worden afgestemd op bestaande kaders. Het is cruciaal om de tegenstrijdigheden tussen deze verschillende beleidsinstrumenten te verkleinen en te voorkomen dat ze leiden tot een verhoogde druk op ecosystemen of schending van mensenrechten.
Zo mogen de instandhoudingsdoelen die zijn vastgelegd in de Wet Natuurherstel niet worden ondermijnd door een toename van de vraag naar biomassa als gevolg van een geactualiseerde Bio-economische Strategie. Er bestaat een bijzonder risico dat intensievere houtkap kan leiden tot verdere degradatie van bossen, waardoor hun vermogen om bij te dragen aan klimaatdoelen in de LULUCF-sector (Landgebruik, Verandering in Landgebruik en Bosbouw) nog verder afneemt en ze in plaats daarvan worden omgezet in nettobronnen van koolstofemissies, zoals al gebeurt in Duitsland, Finland of Estland.
Bovendien blijft de Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDIII) de vraag naar hout en gewassen stimuleren, waardoor deze in directe concurrentie komt te staan met materiaalgebruik dat prioriteit zou moeten krijgen in een duurzame bio-economie. Een ander voorbeeld van conflicterende beleidsdoelstellingen is de voortdurende toestemming voor het wijdverbreide gebruik van papierproducten voor eenmalig gebruik binnen Europese markten onder de onlangs aangenomen Verordening Verpakkingen en Verpakkingsafval. Dit is in strijd met de principes van een circulaire bio-economie.
De ondergetekende maatschappelijke organisaties zien deze aanbevelingen als een concrete bijdrage aan de opbouw van een verantwoorde en toekomstbestendige bio-economie. De aanstaande herziening van de EU-bio-economiestrategie zou ons kunnen helpen een belangrijke stap in deze richting te zetten.
Deze gezamenlijke verklaring van maatschappelijke organisaties is opgesteld door denkhausbremen, Oxfam, Environmental Paper Network en Ecodes. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jonas Daldrup via jonas@denkhausbremen.de of Julie Bos via julie.bos@oxfam.org. 12 juni 2025.
