Swart. (2025). Opinie: Nederland subsidieert klimaatverwoesting terwijl de wereld actie eist. Volkskrant
Wereldleiders praten deze week over het redden van het klimaat. Intussen beslist Nederland of het blijft meestoken aan de vernietiging van bossen en oerwouden. Blijft biomassa gelden als ‘duurzame energiebron’?
Terwijl de wereld vol verwachting kijkt naar de grote klimaattop in Brazilië, wacht in Den Haag een dossier dat explosiever is dan stikstof of migratie: ontbossing. Binnen twee weken beslist het ministerie van Klimaat of Nederland doorgaat met het importeren van Maleisisch hout om het als ‘duurzame energie’ op te stoken.
Elk gekapt stuk bos betekent niet alleen verlies van CO₂-opslag, maar ook massaal dierenleed: orang-oetans, tijgers en talloze andere soorten verliezen hun leefgebied. In een tijd waarin elke ton uitstoot telt, legt dit dossier een ongemakkelijke waarheid bloot: redden we het klimaat, of vooral het gezicht van ons klimaatbeleid?
Over twee weken publiceert de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) haar conclusies over de mogelijke illegale import van houtpellets uit Maleisië en beslist het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) over de toekomst van biomassa. Die timing legt een pijnlijk dilemma bloot: durft Den Haag haar fouten toe te geven nu blijkt dat het beleid voor een groot deel leunt op vertrouwen zonder controle?
Biomassa, het verbranden van hout als ‘hernieuwbare’ energiebron zou de energietransitie versnellen en fossiele brandstoffen vervangen. Maar de fundamenten onder dat beleid blijken wankel: certificaten zonder echte controle, toezicht zonder tanden, en miljarden euro’s aan subsidies die gebaseerd zijn op aannames in plaats van feiten.
Vertrouwen als beleid
De NEa concludeerde in 2022 dat geïmporteerde biomassa ‘naar grote waarschijnlijkheid’ voldoet aan de duurzaamheidscriteria. Niet dat ze voldoet. Die nuance lijkt semantisch, maar vormt de kern van het probleem. Want wat gebeurt er als dat vertrouwen onterecht blijkt? Die vraag is nu urgent.
Natuurorganisaties Comité Schone Lucht (NL) en Biofuelwatch (VK) dienden deze zomer een handhavingsverzoek in tegen RWE, de grootste energiecentrale Nederland. Zij stelden dat houtpellets uit Maleisië afkomstig zijn uit bossen die worden gekapt zonder ecologische waarborgen. Biodiversiteit verdwijnt, koolstofvoorraden worden vernietigd, en de certificering blijkt ondeugdelijk.
De NEa stelde daarop een onderzoek in. Dat leek goed nieuws – toezicht werkt – maar het legt vooral bloot hoe afhankelijk het toezicht is van commerciële certificeringsinstanties die zichzelf controleren.
Weeffout in het systeem
De Nederlandse overheid vertrouwt bij de beoordeling van biomassa op internationale schema’s zoals SBP en FSC. In theorie garanderen die duurzaamheid; in de praktijk functioneren ze als een papieren schild waarachter bedrijven zich verschuilen. Onafhankelijke inspecties ontbreken grotendeels. Certificeringsinstanties worden betaald door de bedrijven die ze moeten beoordelen – een klassieke belangenverstrengeling die de geloofwaardigheid ondermijnt.
De NEa wees eerder, in een onderzoek naar houtpellets uit Estland, al op ‘aannemelijke’ duurzaamheid. Dat woord alleen al suggereert twijfel. Onderzoek van onafhankelijk kenniscentrum SOMO liet toen zien dat de NEa te veel vertrouwde op papieren verklaringen, nauwelijks veldcontroles uitvoerde en de ecologische impact van grootschalige kap onderschatte. Toch veranderde er weinig. De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen, ditmaal in Zuidoost-Azië.
Intussen lopen de subsidies gewoon door. Alleen al RWE ontvangt tussen 2019 en 2027 ruim 2,5 miljard euro aan SDE++-steun voor het stoken van hout. Dat geld wordt uitgekeerd op basis van documenten die ‘aannemelijke’ duurzaamheid moeten aantonen, terwijl de herkomst van de brandstof nu onderwerp is van onderzoek. Het roept fundamentele vragen op: hoe kan een overheid miljarden aan klimaatgeld toekennen aan een energiebron waarvan niet vaststaat dat ze voldoet aan haar eigen ‘strengste duurzaamheidseisen’?
Het idee dat biomassa klimaatneutraal is, omdat bomen weer aangroeien, is misleidend. De CO₂ die vandaag uit de schoorsteen komt, blijft decennialang in de atmosfeer voordat nieuw bos daarvoor compenseert – als dat bos er überhaupt komt. Intussen verdwijnt oude bosstructuur, daalt biodiversiteit en verliest de aarde een van haar krachtigste natuurlijke CO₂-buffers.
Geloofwaardigheidstest
De aankomende beslissing van het ministerie van Klimaat en Groene Groei is meer dan een beleidskeuze: het is een geloofwaardigheidstest voor het hele Nederlandse klimaatbeleid. Blijft biomassa gelden als ‘duurzame energiebron’ of erkent Den Haag dat het systeem van certificering en vertrouwen niet langer houdbaar is?
Een logische stap zou zijn om subsidies voor biomassaverbranding per direct te bevriezen zolang de herkomst niet onafhankelijk en transparant is vastgesteld. Certificeerders en energiebedrijven die bewust misleidende informatie hebben verstrekt, moeten worden bestraft. En er is dringend behoefte aan een onafhankelijke inspectie – van bos tot centrale – die niet afhankelijk is van de sector die zij controleert. Het geld dat vrijkomt uit deze miljardenstroom kan beter worden ingezet voor écht schone alternatieven: zon, restwarmte, isolatie, energiebesparing. De duurzaamste kilowattuur blijft immers die welke we niet hoeven op te wekken.
Moreel kantelpunt
Het handhavingsverzoek van de natuurorganisaties is meer dan een juridische stap – het is een moreel signaal. Als maatschappelijke organisaties de overheid moeten wijzen op haar eigen gebrek aan controle, dan is het systeem uitgewerkt. Het is niet genoeg om biomassa met strengere regels te ‘verbeteren’. Het vraagt om een fundamentele herziening van wat we onder duurzaamheid verstaan.
De politiek staat voor een keuze. Of Nederland blijft zichzelf groen rekenen met rook of we zetten een nieuwe standaard waarin bosbiomassa, natuurvernietiging en dierenleed geen rol meer spelen in de energietransitie. Een beleid dat niet langer rekent op aannames, maar op bewijs. Niet op certificaten, maar op toetsing en handhaving.