Klimaatminister Hermans geen wegbereider voor circulaire economie.
Weigering om biomassa-motie uit te voeren
Minister Hermans van Klimaat en Groene Groei weigert een breed aangenomen motie om BECCS niet te faciliteren, uit te voeren. Zij zet daarmee de ‘traditie’ van voormalige VVD-klimaatministers zoals Henk Kamp en Eric Wiebes voort om biomassaverbranding ruim baan te geven. Zij hadden ook al geen boodschap aan circulaire economie waarbij hout niet wordt verbrand maar hoogwaardig wordt ingezet.
Op 3 september jl stuurde minister Hermans haar inhoudelijke appreciatie (beoordeling) van de motie Teunissen[1] naar de Tweede Kamer. De motie verzoekt de regering BECCS (biomassaverbranding met CO2-afvang en opslag) op geen enkele wijze te stimuleren of te faciliteren wanneer daarvoor hout wordt gebruikt als biomassa voor elektriciteitsproductie. De motie is begin juli met ruime kamermeerderheid aangenomen. In haar beoordeling[2] maakt de minister zich er met enkele sluwe en gemakkelijke reacties van af. Zo stelt de minister dat voor de nieuwe subsidie-ronde (SDE++) van oktober aanstaande slechts biomassacentrales met een capaciteit van kleiner 100 MW worden gefaciliteerd. Deze biomassacentrales kunnen subsidie aanvragen voor CCS (CO2-afvang en opslag). De minister geeft aan dat het hier om met name warmteproductie en inlands hout gaat. Het gaat niet om electriciteitsproductie bij kolencentrales met geïmporteerde houtpellets.
De appreciatie van de minister ademt een technocratisch vertrouwen in certificering en Europese richtlijnen, maar gaat onvoldoende in op de kern van de zorg die in de motie-Teunissen centraal staat: het risico dat BECCS een rookgordijn wordt om houtverbranding voor energieproductie te legitimeren, met alle negatieve gevolgen voor klimaat, biodiversiteit, luchtkwaliteit en de circulaire economie van dien.
De redenering van de minister dat “hout niet speciaal wordt gekapt voor verbranding” miskent dat de vraag naar houtige biomassa – ook reststromen – direct invloed heeft op marktwerking en dus op kap en intensivering van bosbeheer in Nederland en elders. Het simpele onderscheid tussen “resthout” en “waardevol hout” verhult de ecologische schade van grootschalige extractie, en doet geen recht aan de kritiek van wetenschappers en maatschappelijke organisaties op de duurzaamheid van bio-energie.
Daarnaast doet de minister voorkomen alsof BECCS dé onmisbare techniek is voor negatieve emissies, terwijl de discussie over alternatieven – zoals grootschalige natuurherstel en bodemkoolstofopbouw – grotendeels wordt weggeschoven. Door BECCS in beleid en subsidie-instrumenten zoals de SDE++ een voorkeurspositie te geven, dreigt een lock-in te ontstaan waarbij publieke middelen vastlopen in een technologie die afhankelijk blijft van verbranding, in plaats van een stimulans te zijn voor écht circulaire en herstellende oplossingen.
De inzet op private certificering en publiek toezicht klinkt robuust, maar praktijkervaring leert dat private certificeringssystemen vaak lekken vertonen, fraudegevoelig zijn en geen garantie bieden dat klimaatverandering, biodiversiteitsverlies of sociale schade wordt voorkomen. Dat de minister volstaat met verwijzen naar “borging via RED-III” is dan ook onvoldoende antwoord op de vraag of BECCS werkelijk duurzaam en rechtvaardig kan worden opgeschaald.
Tot slot wordt de motie afgedaan met een klassieke doemstelling: als we BECCS niet faciliteren, missen we onze klimaatdoelen. Deze tegenstelling – óf BECCS, óf falen – miskent de noodzaak om het klimaatbeleid robuuster te verankeren in brede ecologische en sociale duurzaamheid. Klimaatneutraliteit die gebaseerd is op houtverbranding en afvang en opslag van CO₂ is geen rechtvaardige of houdbare route.
Er resteren nog diverse onbeantwoorde vragen:
1. Hoe wordt voorkomen dat BECCS een economische prikkel vormt om nog méér biomassa te verstoken dan anders het geval zou zijn?
2. Welke onafhankelijke toetsing vindt plaats buiten private certificering om, en hoe worden tekortkomingen daarin publiekelijk gerapporteerd?
3. Welke SDE++ subsidie aanvragen voor CCS bij biomassacentrales (tot 100MW) zijn in de subsidieronde van 2024 ingediend en welke zijn vergund? Hoe groot is de capaciteit van betreffende biomassacentrales? Hoeveel CO2 wordt er per installatie jaarlijks afgevangen?
4. Waarom wordt niet geïnvesteerd in alternatieve negatieve emissietechnieken die niet afhankelijk zijn van verbranding?
5. Hoe wordt geborgd dat de inzet van BECCS niet ten koste gaat van hoogwaardige toepassingen van hout en reststromen in de circulaire economie?
6. Welke exitstrategie heeft het kabinet als blijkt dat BECCS niet de beloofde klimaat-bijdrage levert, of onacceptabele ecologische schade veroorzaakt?
—————————————————————————-
Contactpersoon voor de pers: Fenna Swart, directeur Comité Schone Lucht, fennaswart25@gmail.com 06-41514330
[1] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2025D31750&did=2025D31750
[2] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/09/03/kamerbrief-inhoudelijke-appreciatie-motie-teunissen